Artikel Volkskrant over Basement Tapes (verschenen op 3 november)

Het verborgen land van de Basement Tapes

 De jeep schudt over de bosweggetjes, mijn kruin schiet tegen het plafond van de auto, takken slaan tegen de deuren. Er is mij verteld dat het huis nog overeind staat. Het is mei 2014, en ik bevind me in de bossen nabij Woodstock. In zekere zin heeft de reis zestien jaar geduurd.

Het begin was – achteraf – ronduit beschamend. Het was dankzij Knockin’ on Heaven’s Door, en dan ook nog Eric Clapton’s versie, dat ik naar Dylan begon te luisteren. Ik was twaalf jaar oud, onzeker van aard, maar niet zo onzeker dat ik geen diepe minachting koesterde voor de Top 40. Op een dag klopte ik op de glas-in-lood-deur van mijn vaders doorrookte werkkamer. Hij gebaarde me binnen te komen. Ik deelde hem mijn ontzetting over dit prachtlied mee. Zonder op te kijken zei hij: Het origineel is van Bob Dylan. Die avond, op mijn kamertje met hoogslaper, is het begonnen.

Na een maand waarin Napster en Winamp de belangrijkste woorden waren geweest, verwees mijn vader, als de volleerde muziekdokter die hij was, me door naar een zekere Hans. Hans werkte ’s zondags in een nabije platenzaak, en verkocht onder de toonbank illegale cd’s en platen, zogeheten bootlegs. Veruit de meeste bootlegs waren Dylan-bootlegs. Van mijn twaalfde tot mijn vierentwintigste kocht ik maandelijks zeker één bootleg, de rest downloadde ik. Op mijn vierentwintigste, zo’n tweeduizend Bob Dylan-cd’s later, nam ik me voor te matigen. (Het is zoals met alcoholisme: je kunt ervoor kiezen geen handelingen aan het verlangen te verbinden, maar dat is iets anders dan genezen zijn van de verslaving.)

Het illegale karakter van de collectie praatte ik voor mijzelf goed door te benadrukken hoeveel grootse muziek nooit officieel was uitgebracht. (Een schande!) Het oervoorbeeld in mijn betoog: de Basement Tapes. Die legendarische verzameling van meer dan honderd ballades, folkliedjes en lullaby’s die Dylan en de band die later The Band zou gaan heten, tussen juni en oktober 1967 opnamen. In dat roze huis dat Rick Danko midden jaren zestig had gevonden. Big Pink, West Saugerties, New York.

Organist Garth Hudson nam de liederen op voor zijn eigen plezier, het was niet de bedoeling dat de muziek openbaar zou worden. Maar de cassettes lekten uit en het uiteindelijke gevolg: vijf bootleg-cd’s vol met onvergetelijke melodieën, zuivere tonen en interessante composities, afgewisseld met vrolijk gelal, popparodieën en wisecracks. In 1975 bracht Columbia een gladgestreken selectie van de liederen uit, waaruit al het leven was geknepen. Binnenkort zullen de complete Tapes officieel verschijnen, in een zesdelige luxebox.

big pink

Abby, een Amerikaanse journaliste, zit achter het stuur. Volgens haar is het niet meer dan tien minuten rijden. We passeren ons tweede in de bast van een boom geslagen verbodsbordje. We zijn officieel aan het trespassen.

Ik heb in het openbaar zelden over Dylan gepraat, zelfs in geschriften heb ik me gedeisd gehouden. De reden hiervoor was tweeledig. Allereerst was er ergernis. Er waren (en zijn) veel te veel Dylan-door-to-door-salesmen aan het werk. Tv-babbelaars en andere fakes. Als je iemand zichzelf openlijk het brevet Dylan-kenner ziet opspelden, weet je één ding zeker: de teksten heeft hij in elk geval niet begrepen. Don’t follow leaders, watch the parking meters, weet je wel. Bovendien vreesde ik de intimiteit die ik altijd koesterde voor Dylan’s stem, te verliezen wanneer ik zou meeschreeuwen met de massa. Een fan is verwikkeld in een permanent gevecht. Hij wil zijn liefde afwisselend prediken en afschermen. En uiteindelijk wil hij uniek zijn, wat per definitie onmogelijk is, vandaar de waas van tragiek die altijd om hem heen hangt.

Maar, voor het eerst in jaren, rijdend door de Amerikaanse bossen, hervind ik dat gevoel van uniciteit, van uitverkorenheid. Aan mijn voeten ligt Invisible Republic, het meesterlijke boek dat muziekschrijver Greil Marcus in 1997 over de Basement Tapes schreef. In 1965 en 1966 groeide Dylan uit tot een rockicoon. Hiermee werd hij de vijand van de linkse, geëngageerde, anticommerciële folkies waartoe hij van 1960 tot 1964 had behoord. Maar ook Rock ‘n Roll had zijn grenzen. Na zijn motorongeluk in 1966 diende Dylan vooral tot rust te komen. En die rust vond hij in de traditie.

In het West Saugerties van 1967, ver weg van alle stadse hysterie, kozen Rick Danko, Richard Manuel, Levon Helm, Robbie Robbertson, Garth Hudson en Bob Dylan ervoor om de muzikale tradities waarin ze waren grootgebracht opnieuw te onderzoeken, om de ‘onzichtbare republiek’ die zich binnen de landsgrenzen van de Verenigde Staten bevond, in kaart te brengen. Spelenderwijs doemde een mystieke muzikale geschiedenis op die zich niets aantrok van tegenstellingen als zwart en wit, nieuw en oud, blues en country. Luisterend naar de Basement Tapes, hoor je tegelijkertijd muzikanten die kinderlijk veel plezier hebben in het spelen, en vastberaden etnologen, wadend door de verhalen, mythes en klanken die al meer dan honderd jaar mistig boven de grond hangen. Het is de meest ongedwongen muziek die Dylan ooit gemaakt heeft. Wat je hoort, in de woorden van Marcus: ‘Simple free speech, ordinary free speech, nonsensical free speech, not heroic free speech. Cryptic free speech, and thus what Raymond Chandler described as “the American voice”.’

 Het bosweggetje wordt hobbeliger. We vertragen. Daar, verscholen tussen de bomen. Het roze is mat overgeverfd, maar toch. Big Pink. De jeep komt tot stilstand. Ik sta erop dat Abby een foto van het huis en mij – van ons – neemt. Ze zegt dat het niet aan te raden valt. Ik antwoord dat sommige dingen een schot hagel waard zijn. Zo stilletjes mogelijk sluiten we de portieren. Uit de zijkant van het huis komt de huiseigenaar gelopen. Scheldend komt hij dichterbij. Ik ga iets opzij, wil het beeld met niemand delen. Abby drukt af en roept: klaar! Ik ren terug naar de auto, de banden doen de aarde opspatten, en we rijden terug de bossen in.

Wanneer ik nu naar de foto kijk, zie ik een land dat alleen bestaat wanneer je de juiste cd opzet. I’m not there, I’m gone. En het gevoel dat overheerst aangaande de release, is een vreemde mengeling van blijdschap en nostalgie. Het is zonder meer goed dat binnenkort iedereen de Tapes in al hun glorie kan beluisteren, het werd tijd. Aan de andere kant is het alsof een Acadië dat zijn bestaansrecht heeft in het verborgene, ineens te koop wordt aangeboden. Ooit kon ik mijzelf wijsmaken dat ik daar alleen liep.