DaDa #2, ‘On The Waterfront’ (De Morgen, 5-2)

Schrijvers over film 1; On the Waterfront.

Om de week praten Daan Heerma van Voss en David Pefko in een oude videotheek thans brasserie over film en literatuur. Deze week: On the Waterfront (1954).

 MBDONTH EC043

David: ‘Wat vond je van de film, Daan?’

Daan: ‘Het is een van mijn lievelingsfilms, daarom wilde ik hem ook laten zien.’

David: ‘Hoe vaak heb je hem al gezien?’

Daan: ‘Vijf keer. Jij keek alsof je hem voor het eerst zag.’

David: ‘Nee ik zag hem toen ik dertien was, maar ben bijna alles vergeten.’

Daan: ‘Wat wist je er nog van?’

David: ‘Die haven, het gezicht van Brando, die scene in de taxi.’

Daan: ‘Misschien moet je de lezers even vertellen waar de film over gaat.’

David: ‘Oké. In On the Waterfront, van Elia Kazan, speelt Brando Terry Malloy, een rol waarvoor hij een Oscar zou ontvangen; een ietwat trage ex-bokser die verworden is tot een klusjesman van criminele vakbondsbaas Johnny Friendly (Lee. J. Cobb). Terry’s broer Charley, gespeeld door Rod Steiger, werkt ook voor Friendly. Terry raakt betrokken bij een door Friendly geplande moord. Hij ontmoet de zus van de vermoorde man, Edie (Eva Marie Saint, die zojuist tot genoegen van de cast de prijs voor de saaiste vrouw van het Westelijk Halfrond had gewonnen) en via haar, een pastoor (Karl Malden). Edie en de pastoor roepen hem op om een rechtszaak te beginnen tegen de vakbondsbaas, hiermee zijn broer te verraden en tegen al zijn boksers- en havenwerkersinstincten in te gaan. Maar goed, even serieus, waarom heb je deze film vijf keer gezien?’

Daan: ‘Ten eerste is vijf keer helemaal niet zo vaak…’

David: ‘Ja oké, ik zie bijna elke film twee keer, omdat ik tijdens de tweede keer meer zie, beter oplet…’

Daan: ‘Sommige films zie ik elke maand…’

David: ‘Dat klinkt dan weer vrij zielig, lees je sommige boeken ook elke maand?’

Daan: ‘Laat me even uitpraten… Wat was de vraag?’

David: ‘Waarom heb je On the Waterfront vijf keer gezien, Daan, waarom?’

Daan: ‘Kijk, je begon net over boeken. Er zijn mogelijkheden waarover films beschikken en romans niet. Neem de kunst der improvisatie, voor mij de kern van On the Waterfront.’

David: ‘En bij een roman ligt dat anders?’

Daan: ‘Hoe goed en vloeiend een roman ook geschreven is, hoe vakkundig de illusie van toeval en vrijheid ook is opgebouwd, werkelijke improvisatie is in de roman inderdaad onmogelijk. Als de personages de regie grijpen is het resultaat zonder uitzondering een warrig werk. Warrige romans kunnen natuurlijk wel de moeite waard zijn, maar de kans dat een verhaal wezenlijk wordt versterkt door een atypische bevlieging van een personage (een bevlieging die meestal ook nog eens geregisseerd is), is uitermate klein.’

David: ‘Maar geef eens een voorbeeld uit On the Waterfront (die je dus al vijf keer gezien hebt)?’

Daan: ‘Het gaat mij vooral om de eerste lange conversatie tussen Brando en Saint, op een kinderspeelplaats, in de mist van Hoboken, New York. Het is een ongemakkelijk gesprek. Brando: ‘You don’t have to be afraid of me, I’m not gonna bite ya.’ Zij loopt weg, Brando volgt. En dan gebeurt het. Ze laat haar handschoen vallen, perfect wit wol, het gaat per ongeluk, het is een vergissing, staat niet in het script. Zonder hier ook maar een seconde over na te denken bukt Brando, vanaf dat moment niet langer Brando maar onuitwisbaar Terry Malloy, pakt de handschoen op en begint deze al pratend schoon te plukken. Die boksershanden ontfermen zich over het object als over een gewond dier. Dan begint hij met de handschoen te spelen, hij trekt hem aan.’

David: ‘Ja dat is inderdaad een hele mooie scene.’

Daan: ‘En alles is geïmproviseerd. Dit moment van grote kwetsbaarheid dat ertoe leidt dat beiden het gesprek vervolgen met één witte handschoen aan, zij om haar smalle nonnenhand, hij om zijn stevige boksersvuist. Op dat moment is het lot van Friendly beslecht. Terry zal Edie beschermen, wat er ook gebeurt. Mijn punt, zelfs een groot regisseur als Elia Kazan had dit niet kunnen bedenken. Het was een reactie op een onvoorspelbaarheid, Brando’s intuïtie, een intuïtie die alleen kan ontstaan bij totale vrijheid, onbereikbaar voor de schrijver, die in de kern een regisseur is. De scène brak mijn hart. Jammer dat die blonde geit erin zit.’

David: ‘Die is echt heel slecht ja, die keuze snap ik nog steeds niet, want de slechtste scenes in de film zijn te danken aan haar. En dat terwijl ik juist wel hou van lelijke mensen in film, maar dan wel op een manier dat ze als lelijk worden neergezet.’

Daan: ‘Ik vind het sowieso altijd bijzonder hinderlijk als lelijke acteurs mooie mensen zouden voorstellen. Ik noem dat het Halina Reijn-effect. Het zorgt ervoor dat ik de hele film denk: Ben ik nou gek of…? Terwijl films doorgaans bij uitstek de momenten bieden waarop ik dat niet hoef te denken. In romans is dat tenminste overzichtelijk. Lelijke mensen zijn gewoon lelijk, daar valt niets aan te improviseren.’

David: ‘Maar er zijn natuurlijk veel betere voorbeelden van improvisatie in film dan On the Waterfront, zelfs scènes uit films die iedereen juist óm de improvisatie roemt.’

Daan: ‘Maar..?’

David: ‘Maar… ja, oke, het is een goed voorbeeld omdat Marlon Brando voor mij als acteur improvisatie belichaamt.’

Daan: ‘Dankjewel.’

David:  ‘Geen dank. Toen ik die film voor het eerst zag viel het me op hoe Marlon Brando oplichtte in het geheel. Niet alleen door zijn uiterlijk, wat voor die tijd ergens een beetje ongebruikelijk was – iedereen in pak en Brando zelden, zijn vaak slechte articulatie in combinatie met de meestal feilloze uitspraak van de andere acteurs– maar vooral door zijn handelingen en oogopslag. De natuurlijke manier waarop hij zijn hoofd en handen beweegt, zijn stem die soms stokt op nogal onaanwijsbare momenten, zelfs de manier waarop Brando kauwgom kauwt.’

Daan: ‘Voel je je tot hem aangetrokken?’

David: ‘Natuurlijk, wie niet. Neem de beroemde taxi-scène, waarin Terry naast zijn broer Charley zit en zegt dat hij wat beter op zijn broertje had moeten passen. De blik in zijn ogen, het moment dat hij zegt: ‘You don’t understand, I could had had class, I coulda been a contender, I could’ve have been somebody, instead of a bum. Which is what I am.’ De manier waarop Brando dit zegt, de pijn die in zijn gezicht te zien is, dat is allemaal belachelijk echt. Je voelt als kijker dat Brando als Brando, dus niet als Terry, daar iets van meent. Dat het net zo goed uit Brando komt als uit het personage dat hij vertolkt. Dat is misschien het beste voorbeeld voor verschil tussen films en boeken; wat daar gebeurt is onmogelijk op papier.’

Daan: ‘Ik vrees het ook.’

David: ‘Natuurlijk zijn er wel romans te bedenken die geïmproviseerd zijn, of die althans ogen alsof ze zonder ideeën of voorbedachte rade geschreven zijn.’

Daan: ‘Dat is natuurlijk waar. Je bedoelt met name…’

David: ‘Ik bedoel Dimitri Verhulst, dat begrijp je ook wel.’

Daan: ‘Natuurlijk, ook ik lees.’