Goede bespreking in De Groene

De geschiedenis van de pornografische roman is hoofdzakelijk een vrouwengeschiedenis. E.L. James, Charlotte Roche, Catherine Millet, Erica Jong, Anaïs Nin, en meer endemisch Heleen van Royen. Natuurlijk zijn er de mannelijke pendanten, de Henry Millers, maar die worden anders gelezen: serieuzer, meer literair – de bibliotheek van elke faculteit vrouwenstudies heeft een kast vol essays over hoe hartverscheurend oneerlijk dat is.

Dat is het ook, maar ik denk dat het ermee te maken heeft dat we ervan uitgaan dat mannen tóch wel de hele dag aan seks denken, dus als ze er ook nog eens over schrijven zullen ze hooguit op papier zetten wat ze toch al in hun hoofd hebben. Alsof het een thuiswedstrijd is, terwijl we van vrouwen denken dat ze veel meer hun nek uitsteken. Misschien heeft het er ook mee te maken dat je je kwetsbaar moet opstellen wil je oprecht over lust en verlangen schrijven, en zijn vrouwen daar beter in. En die boekenkast bij vrouwenstudies ten spijt, daar worden ze voor beloond: pornoliteratuur is een sport door vrouwen voor vrouwen over vrouwen, waarbij de verkoopcijfers van door mannen geschreven boeken in het niet vallen.

Vandaar, misschien, dat uitgeverij Querido drie relatief jonge mannelijke schrijvers vroeg een erotische trilogie te schrijven, Jamal Ouariachi (1978), David Pefko (1983) en Daan Heerma van Voss (1986), als literair tegenwicht voor de platte erotiek vanVijftig tinten grijs. Voor het volgende feministisch congres zou ik alvast de vragen willen voorleggen: waarom vroeg Querido niet drie vrouwelijke auteurs om een literair tegenwicht te schrijven? Denkt Querido soms dat alleen mannelijke schrijvers iets zwaarte kunnen geven? (Germaine Greer, you’re welcome.)

De drie boeken zijn vernoemd naar de leeftijd waarop we Hanna, de hoofdpersoon, volgen, respectievelijk op haar 25ste, 45ste en uiteindelijk 70ste. Hoewel ze vrij op zichzelf staand zijn geschreven, zit er wel degelijk een rode lijn in. Of het afgesproken is of niet, het overheersende thema is het gevaar van inbeelding. Op haar 25ste, in handen van Jamal Ouariachi, vertelt Hanna op de kroningsdag van dit jaar op rondvaartboten en in kroegen aan relatief onbekenden steeds verschillende verhalen over haar grote, mislukte liefde met Arthur, die afhankelijk van de gesprekspartner (en haar drank- en drugsinname) is overleden tijdens de seks, haar heeft verlaten of zelfmoord heeft gepleegd. In elk van de gesprekken gaat Hanna helemaal op in de door haarzelf gesponnen illusie, waarin ze variërend onderdanig en dominant is, slaafje en meester.

Op haar 45ste, door David Pefko, is de illusie veranderd in desillusie. Hanna zit elke avond in dezelfde suffe kroeg, het toepasselijk genoemde café De Kluif, en raakt eerder opgewonden van een zorgvuldig geprepareerde chateaubriand dan van welk stuk mannenvlees dan ook – wat haar er niet van weerhoudt passieloze seks te beleven met de uitgerangeerde figuren uit De Kluif. Hanna registreert hun lillende vlees, hun halfharde erecties, de geur van hun verval – maar is de wereld echt zo zwart of beeldt Hanna zich het in? Is haar cynisme geen manier om de waarde te ontkennen van het soort leven (bijvoorbeeld met een Liefde, en kinderen) dat haar nooit gelukt is te leiden?

Bij Daan Heerma van Voss ten slotte is Hanna 70 en woont ze in hotels die ze bekostigt met een slim staaltje uitkeringsfraude. Ook de desillusie is nu verdwenen. Haar cynisme is geïnternaliseerd tot volkomen eenzaamheid, tot de onmogelijkheid om de wereld te laten zien wie ze is en wat ze voelt. Ze ligt meer op de sofa van haar psychiater dan in wiens bed dan ook en zelfs tegen die psychiater is ze alleen bij toeval eerlijk.

De drie boeken verschillen in toon, in opzet, in ambitie en intentie. Pefko’s bijdrage schiet in onderwerp en emotie het meest heen en weer en leest vlot maar ook vrijblijvend. Heerma van Voss’ deel heeft de meest intense focus van de drie, een claustrofobische psychologie die gaandeweg ook lichamelijk wordt (Daan Heerma is not one for a happy ending). Het deel van Ouariachi is veruit het levendigst, geschreven in een snelle toets die moeiteloos heen en weer schiet tussen actie, gevoel, observatie. In navolging van zijn duidelijke voorbeeld A.F.Th. van der Heijden (had hij ook geen roman die zich op Koninginnedag afspeelde?) schrijft Ouariachi fysiek proza met sterke beelden. Bijvoorbeeld in de openingsscène waarin Hanna met een paar vriendinnen van een rondvaartboot af klautert: ‘We verspreiden ons, ik spot een plekje tussen twee geparkeerde auto’s. Rok omhoog, panty en onderbroek omlaag, hurken, kont naar het water en algauw is daar de verlossende straal, sissend van ongeduld, de hete damp stijgt op tegen mijn koud geworden dijen, en de geur van vochtige aarde dringt mijn neus binnen.’

En de seks dan? Tja, de seks. Nu weet ik niet hoe dwingend Querido de auteurs een opdracht heeft gegeven, maar om het even in bijbehorend platte termen te formuleren, er wordt in de boeken heel veel over seks gepraat, maar als het puur op de daad aankomt wordt er amper een deuk in een pakje boter geneukt. In wat een ‘erotische trilogie’ heet wordt nauwelijks daadwerkelijk verlangen beleefd, zijn er amper seksscènes die het integere doel hebben lust in al zijn gevarieerde facetten te beschrijven. Hanna vertelt wel over gepassioneerde seks, maar de seks die zich in real time op de bladzijden afspeelt is laf, liefdeloos, gespeend van enig verlangen. De auteurs durven zich niet kwetsbaar op te stellen. Pefko verschuilt zich achter gemakkelijk cynisme, in net even te enthousiaste beschrijvingen van hoe dik en lelijk Hanna’s minnaars zijn, hoezeer ze stinken. Heerma van Voss’ seksscènes zijn even kil en liefdeloos, en waar hij nog een interessante klus had om de seksuele psyche van een zeventigjarige vrouw te verbeelden, duikt hij weg, door herhaaldelijk te laten zeggen hoe leeftijdsloos Hanna’s lichaam is en dat niemand haar leeftijd kan schatten. Ouariachi weet zijn verhaal nog naar een fikse fellatioscène toe te werken, maar lijkt het grootste deel van de tijd meer geïnteresseerd in voor de hand liggende boze-mannen-meningen over het koningshuis en het Koningslied, over dat deze generatie zich niet uit in demonstraties maar alleen in Facebook-likes. Joh.

Het is inderdaad een uitdaging om literair over seks te schrijven. Niet voor niets hoor je vaak zeggen dat een goede seksscène de meesterproef van de schrijver is. Die uitdaging gaan Heerma van Voss, Pefko en Ouariachi alle drie op hun eigen manier uit de weg.

Het stomme is dat je bij geen van de boeken het idee krijgt dat de auteur zich er gemakkelijk van af gemaakt heeft. De delen zitten goed in elkaar, vlot geschreven, strak opgebouwd, bij alle drie passen de boeken in hun beginnende oeuvres. En misschien is dat wel het probleem, dat ze de romans geschreven hebben zoals ze een ‘gewoon’ boek zouden schrijven, in plaats van er een speelse, gedurfde, originele genre-oefening van te maken. – Joost de Vries, Groene Amsterdammer