Interessante nagekomen bespreking De Vergeting in Ons Erfdeel

HET KOMT WEL GOED MET DIT TITAANTJE. “DE VERGETING” EN ANDERE ROMANS VAN DAAN HEERMA VAN VOSS

Het zou je maar gebeuren. Op een dag word je wakker en je weet niets meer. De kamer waarin je ontwaakt, zegt je niets; de namen in je adressenlijst zijn je allemaal even vreemd en in je hoofd spookt alleen dat nare droombeeld: jij, liggend in een rood gewatteerde schedel met chromen aderen. Dit overkwam Daan Heerma van Voss (1986) op 16 januari 2012, een paar dagen na het verschijnen van zijn tweede roman Zonder tijd te verliezen. Hij schreef er meteen een nieuwe roman over, De vergeting, die begin 2013 verscheen en die op vele vlakken een nieuwe fase inluidt in het oeuvre van de nog jonge schrijver.

De vergeting sleurt de lezer in de eerste hoofdstukken mee in de angstige ervaring van het ontwaken in een compleet onbekende wereld. De eerste stappen zijn wankel en ook de eerste gedachten zijn niet te vertrouwen. Waar komt immers die rood gewatteerde schedel vandaan en wat zegt dat angstbeeld over het personage dat ternauwernood beseft hoe hij heet? Zijn naam is Daan Heerma van Voss, herinnert hij zich al snel, en even later komt hij er tot zijn verbazing achter dat hij blijkbaar schrijft. De hoofdpersoon is dus iemand, een schrijver zelfs, maar tegelijkertijd heeft hij geen idee wat hij met deze informatie aan moet vangen. Het hele concept “bestaan” lijkt hem te ontsnappen.

De eerste hoofdstukken van De vergeting missen hun doel niet. Even lijken alle zekerheden vervlogen en als lezer kun je niet veel anders dan je mee te laten voeren op de weifelende zinnen van Heerma. Dat is overigens bepaald geen straf, want die zinnen vallen in het landschap van het over het algemeen zo platgeslagen hedendaagse proza op door hun doeltreffendheid en muzikaliteit. Taal is ook het enige wat er aanvankelijk nog echt is, al vraagt Heerma zich voortdurend af waar de beelden en gedachten die hem overvallen vandaan komen en aan welke logica ze voldoen. Hij is compleet verdwaald in het betekenisloze bestaan met als enige houvast het ritme van de zinnen die verslag doen van de kronkels van zijn stuurloze brein.

Het zou je dus maar overkomen. Maar ook: het zou je maar overkomen! Want hoe beklemmend het tijdelijke geheugenverlies voor Heerma ook moet zijn geweest, voor zijn schrijverschap kan het een enorme bevrijding zijn. Weg het beperkende keurslijf van de traditionele roman met zijn naar het leven geschilderde, maar ondertussen toch altijd wat onwaarachtige personages. Niet dat Heerma’s debuut Een zondagsman (2010) en diens opvolger Zonder tijd te verliezen (2012) grote mislukkingen waren. In Een zondagsman leefde hij zich vaardig in in het leven van de oude psychiater Oscar van Bohemen, die, nadat zijn vrouw in een coma is geraakt, geconfronteerd wordt met zijn eigen eindigheid en langzaam maar zeker zijn eigenwaarde terugwint. Zonder tijd te verliezen is wat breder opgezet en wat steviger in deze tijd verankerd. Heerma beschrijft hierin de reis van twee vrienden die na hun middelbare schooltijd een jaar willen doorbrengen in het zonnige Italië. Als de Zuid- Afrikaanse Sophie ten tonele verschijnt, komt de vriendschap onder druk te staan en blijkt dat de twee wereldwijze vrienden nog lang niet zo zelfstandig zijn als ze hadden verwacht. Voor beide boeken oogstte Heerma van Voss heel wat lof, met name in de kringen die de opvatting huldigen dat literatuur draait om begrippen als inleving en herkenbaarheid. Met zijn goed geformuleerde variaties op de onverwoestbare literaire thema’s van de lichamelijke aftakeling en de vriendenromantiek liet hij, zo jong als hij was, zich opmerken als grote belofte voor het meest beoefende romangenre in ons taalgebied.

Op 16 januari 2012 verloor Heerma van Voss niet alleen zijn geheugen, maar ook alle structuur. De vergeting draagt daar de gevolgen van. De roman is namelijk geen klassiek verhaal, maar een opeenhoping van angstige verkenningen van een onbekende wereld, medische rapporten en overmoedige pogingen om het op drift geraakte bestaan te duiden aan de hand van films, popmuziek en literatuur. Bijna automatisch neemt zijn schriftuur daardoor ook een postmoderne wending. Niet alleen grijpt hij afwisselend naar onder anderen W.F. Hermans, Bob Dylan en Michel Gondry’s film Eternal Sunshine of the Spotless Mind om vat te krijgen op zijn eigen situatie, ook zijn “personage” komt op de helling te staan. Heerma begint in het fragmentarische verslag van zijn geheugenverlies namelijk almaar meer verhalen te monteren over de fantasievolle manier waarop hij zich tot dan toe in het leven heeft gemanifesteerd. Noem het een theatrale poging om zich als jonge snaak een houding te geven in het zorgelijke leven van alledag. Op een gegeven moment houdt hij bijvoorbeeld een petitie onder zijn vrienden, bekenden en toevallige passanten. De vraag die beantwoord dient te worden, is of zijn ex-vriendin Evelien F. hem al dan niet terug moet nemen. De petitie heeft natuurlijk geen e¤ect, maar juist de theatraliteit van de overdreven geste, die recht uit een romantische komedie lijkt te komen, zorgt ervoor dat hij de realiteit beter kan verdragen.

Vergeten om te ondervinden, dat is waar het in Heerma van Voss’ derde roman uiteindelijk om draait. In al zijn flair weet hij de lezer daarmee aanvankelijk zeer te charmeren. Toch komen er van meet af aan ook een aantal zwaktes bloot te liggen. Het personage Heerma is immers niet het eerste literaire karakter dat ontwaakt in een wereld die hem vreemd geworden is. Kafka’s Gregor Samsa overkwam het in De gedaanteverwisseling en ook Reves Frits van Egters wordt aan het begin van De avonden wakker in een wereld die knelt als een veel te strak geknoopte stropdas. Maar waar Kafka en Reve er beiden op geheel verschillende manieren in slaagden om die vervreemding in te zetten in een onaangenaam portret van en een splijtende kritiek op hun leefwereld, komt Heerma van Voss niet veel verder dan een aantal alleszins vermakelijke, maar uiteindelijk toch wat vrijblijvende postmoderne spelletjes. Hij voert zijn vriendengroep op als eenentwintigsteeeuwse titaantjes die fabulerend en gekscherend door het leven gaan. Jongens zijn ze, maar vrije jongens. Ze storen zich zogenaamd aan niets en niemand, maar tegelijkertijd bewegen ze zich in een wereld die zich zo nadrukkelijk in het centrum van de culturele macht situeert dat de obligate kritische oprispingen het systeem alleen maar kunnen bevestigen. Het wemelt in De vergeting van de collega-schrijvers, radiopresentatoren en graag geziene televisiegasten, die praktisch allemaal deel uitmaken van de vriendenkring van de schrijver en die daarom gretig met naam en toenaam worden genoemd. Dit vangnet van Bekende en net iets minder Bekende Nederlanders zorgt ervoor dat het hoofdpersonage in no time weer wordt ingekapseld in de wereld waaruit hij dreigde weg te drijven.

Zo beangstigend leeg als het leven aan het begin van De vergeting is, zo vertrouwd is het aan het eind van het boek. Heerma van Voss heeft het blijkbaar niet aangedurfd om, al was het alleen maar op papier, al het vertrouwde los te laten en gewapend met zijn pen de wereld te lijf te gaan. Dat is jammer, want die pen van Heerma lekt van het talent en ik zou er graag getuige van zijn als hij er een waarachtige literaire uitdaging mee aan zou gaan. In plaats daarvan blijft de nadruk in De vergeting op de reconstructie van het medische voorval liggen. Obsessief gaat Heerma in het boek op zoek naar informatie over de aandoening, die Transcient Global Amnesia blijkt te heten, maar die bij de schrijver weinig associaties met de globale vergetelheid in de wereld om ons heen oproept. Alleen in de liefde is hij voorlopig echt reddeloos verloren. Dat zijn vrienden aan het eind van het boek met hun dronken hoofden zomaar de andere kant op fietsen, is immers geen probleem. Die keren altijd wel weer terug. Zorgelijker is het dat de dames die achterblijven onbereikbaar, verdwaald of gek blijken te zijn. Bijzonder tragisch is die situatie echter niet. Als er immers één ding is duidelijk geworden uit de vertellingen over het leven van Daan Heerma van Voss, dan is het dat het wel in orde komt met dit titaantje dat zo goed in de markt ligt.

De vergeting laat de lezer zo met een dubbel gevoel achter. In deze roman breekt Daan Heerma van Voss met de klassieke vertelkunst. Hij laat zien dat hij het aandurft om een boek te schrijven in fragmenten en zonder lineair verloop. Maar ondertussen durft hij nog geen afscheid te nemen van het systeem waarin hij en zijn literatuur gevangen zitten. Dat blijkt misschien nog wel het duidelijkst in de twee lange gedichten die in de tekst zijn gemonteerd. In hun associatieve onbezonnenheid lijken dat namelijk pogingen om het rationele proces even uit te schakelen en buiten het verhaal, de zinsbouw, de grammatica (soms) en de vaste typografie om op zoek te gaan naar een beeld of een formulering die de complexiteit van de situatie vat. Zingen doet die poëzie echter nooit en ergens roept Heerma in vette letters uit: ‘Alles is zoals het altijd is geweest / Ik wil niets zeggen / Dat het hier / en Nu / kan verstoren’. MATTHIJS DE RIDDER