Begin Hard Gras-artikel over Christian Vieri

‘Natuurlijk zijn alle jongenskamers in zekere zin hetzelfde. De leeftijd is gelijk, zo rond de twaalf, de voorliefde voor de sport is al in het lichaam gaan zitten (al zeker zes jaar op een club), er staat een computer te rommelen, het raam is altijd aan de achterkant, richting de stilte, de muismat is in de vorm van een voetbal, en aan de muur hangen posters van muzikanten en sporthelden.

Er zijn jaarlagen in de verering te onderscheiden, de helden die hebben afgedaan zijn ieder jaar dichter bij de deur komen te hangen. Ik sta in mijn jongenskamer, die niets is veranderd. Behalve dan de dozen vol ongelezen boeken en oude kleren die niet zijn weggegooid: de ballast van iemand die weinig nodig heeft en nog minder weggooit. De kamer voldoet aan de criteria die aan een jongenskamer gesteld kunnen worden. Zo bezien was ik een normale jongen.

Toch, wanneer ik beter kijk, mijn blik iets scherper stel, wordt het me duidelijk dat de grens tussen supporter / fan en geobsedeerde voor mij geen lijn is geweest, maar een gebied. Een grensgebied waarin ik vele vertwijfelde stappen heb gezet, soms aan de ene kant van de streep belandde, maar altijd klaar om weer over te springen, naar veilig gebied. Een normale jongen. Soms wel.

Mijn muur hangt vol Italiaanse krantenknipsels en voetbalshirts. Naast het raam hangt een levensgrote poster (collector’s item) van mijn held waar ik als jongen in ben gegroeid, net zo lang tot ik even lang was geworden als mijn idool, even lang en even zwaar. Het is een wonderlijk toeval, dat mijn lichaamsgroei zich heeft aangepast aan de verhoudingen die ik ken van het Panini-boek van WK ’98, mijn eerste documentatie. Christian Vieri en Daan Heerma van Voss: 1,92 en 88 kilo.’

Te lezen in het volgende nummer.