Interview De Morgen (27-3)

Kernzin: ‘

‘Met De Vergeting bombardeert coming man Daan Heerma van Voss (27) zijn brein tot een wonderlijk onderzoeksobject en doet dat op erg minutieuze wijze. […] De roman is ook een gewiekst spel met de autobiografie. […] Hij is een literaire einzelgänger. Raakpunten met zijn generatie zullen hem worst wezen.’ – De Morgen’

Coming man Daan Heerma van Voss (27) Bombardeert zijn brein tot een wonderlijk onderzoeksobject. Door Dirk Leyman.

Dat de werkelijkheid de fictie op een duivelse manier een voetje kan lichten, daar weet Daan Heerma van Voss (27) alles van. Begin vorig jaar werkte de jonge Nederlandse schrijver als een bezetene aan zijn derde roman, over een man die op een banale ochtend zijn geheugen kwijt was gespeeld. Op maandagochtend 16 januari 2012 overkwam Heerma van Voss precies hetzelfde als zijn hoofdpersonage. Eén dag lang bleek hij beroofd van zijn herinneringen, in de ban van een “existentiële angst” en herleid tot een hulpeloos dier. Op automatische piloot sloeg hij zich door de dag heen. Heerma van Voss liet zich zelfs nog interviewen, tot hij merkte dat het “een complete puinhoop was in zijn hoofd” en hij verward op zijn ouderlijk huis afstevende. Heerma van Voss was “uit de ruimte gevallen”. Er volgde een rondgang langs ziekenhuizen en neurologen. Die kwamen tot de vaststelling dat de auteur wellicht een TGA, een Transient Global Amnesia, had doorgemaakt, een zeer tijdelijke, ‘goedaardige’ geheugenstoornis. Voor de schrijver Heerma van Voss lijkt de akelige gebeurtenis uiteindelijk een godsgeschenk. “Weer genezen ben ik, een ziekteloze man die een boek schrijft.”

De vergeting laveert tussen roman, verhandeling, wetenschappelijk onderzoek, autobiografische fantasie en liefdesverhaal. Op licht ironische wijze worden we meegevoerd in het brein van een Amsterdamse auteur die niet bijster veel meemaakt, maar daar toch literair munt weet uit te slaan. Heerma van Voss beschrijft “de noodkreet van hersenen die merken dat er iets verdwenen is”, de strapatsen van het geheugen, waarbij het lichtzinnige hand in hand gaat met het verhevene.

Gewiekst spel

We zitten in Grand Café 1ste klas, uitkijkpost op het perron van het Amsterdamse Centraal Station. De kelners lijden er aan een milde vorm vanADHDen poetslui vegen ongegeneerd onder onze tafel. Het is een heksenketel, temeer daar de espressomachines met veel gedruis hun zwarte vocht produceren en de treinen luid piepend het station binnendenderen. De schrijver stelde er prijs op hier af te spreken. “Al die intieme momenten van aankomst en vertrek, de anonimiteit van al die wezens, ik vind het een interessante omgeving”, had hij me gemaild.  Heerma van Voss, die na zijn debuut Een zondagsman (2010) en opvolger Zonder tijd te verliezen (2012) een literaire coming man is, blijft doodrustig. Er kan een bom naast ons ontploffen, hij zal geen vin verroeren. Traag en tastend praat hij over De vergeting, kijkt achteloos naar het gewemel in het café én bestelt soep, die hij geconcentreerd oplepelt. Waarom moest dit boek op de bok zitten tussen zoveel genres? “De vergeting is voortgekomen uit een autobiografisch verlangen om te begrijpen wat er precies gebeurd is, die 16de januari. Eerst wilde ik er non-fictie van maken. Daarom is het boek gretig naar feiten en concrete associaties. Gaandeweg kwam ik erachter dat ik ook mijn verbeelding aan het werk moest zetten. Het volstond niet om zomaar herinneringen op te takelen.” De herinneringen waren niet meer dan reddingsboeien, touwtjes waar Heerma van Voss zich aan vastklampte. “Het is pas de samenhang tussen herinneringen die je geheugen vormt. Bovendien bestaan herinneringen zonder bij-ideeën helemaal niet. En omdat te laten zien, moest het een roman worden.”

Het etiket fungeert meteen ook als een waarschuwing voor de lezer: geloof niet alles wat er staat, want De vergeting is ook een gewiekst spel met de autobiografie. “Als ik zeg dat het een roman is, kan alles zowel waar zijn als gelogen. De kern zit toch eerder in de verbeelding dan in het geheugen.” “Mijn nieuwste obsessie ben ikzelf”, noteert Daan Heerma van Voss in De  vergeting. Hij bombardeert zijn brein tot een wonderlijk onderzoeksobject en doet dat op erg minutieuze wijze. In een klein jaar tijd had hij dit boek klaar. Dat is verrassend snel. “Ik kan enkel obsessief aan iets werken. Daardoor krijg ik in korte tijd veel gedaan. Normaal heb je als schrijver twee levens: het schrijvende leven en het leven dat je daarbuiten leidt. In de periode dat ik aan De vergeting schreef, viel ik compleet samen met die zoektocht naar mezelf.” Bang dat er te veel verloren zou gaan, verzamelde hij brieven en getuigenissen, belde hij vrienden op en hield hij dagboekaantekeningen bij. “Ik moest zo snel mogelijk die herinneringen bij me zien te krijgen. Het bracht een existentiële haast mee. Toch ging het heel automatisch. Het heeft tenslotte ook iets vitaals, je herinneringen terugwinnen.” Tegelijk hield het tijdelijke geheugenverlies een duidelijke waarschuwing in. Normaal komt TGA voor op middelbare leeftijd: “Ik ben er altijd snel bij. Ik ben een vroege leerling, ook in geheugenverlies”, lacht hij schamper. “Natuurlijk vroeg ik me af: had ik voordien te veel gewerkt, was ik te druk bezig? En wat betekenden die nachtmerries? Daarom is TGA net een syndroom: je kunt er niet achterkomen wat er precies gebeurd is. Ik bevond me in een Escherachtige cirkel, een trap waaraan geen einde kwam. Schrijven komt voort uit een drang naar fantasie, waarmee je ook angsten wil dempen. Te veel schrijven zorgt dan weer voor minder nachtrust. Wat op zijn beurt voor meer angsten en visioenen zorgt. En net dat onbeheersbare proces leverde dit boek op.”

De oerangst die Heerma van Voss tijdens de amnesie in de klauwen had, slaat op de lezer over. “Die angst in je lichaam is haast niet uit te leggen. Het haalt je hele wezen omver, het is alsof er iets uit je is weggenomen. Het enige wat ik kon doen, was in mijn onderbroek kijken om na te gaan tot welk geslacht het dier behoorde. Bovendien valt een complete wereld van sociale logica weg. Het ontkent wat je in het dagelijks leven bent.” Toch week de ochtendlijke angst en trok Heerma van Voss diezelfde middag nog naar een lang afgesproken interview met de VPRO. Om’s avonds zelfs de kroeg in te duiken. Dat klinkt paradoxaal. “Ik realiseer me dat er heel wat ongeloofwaardigs aan dit verhaal kleeft. Het verloop van zo’n amnesie is nu eenmaal grillig. In de loop van de dag kreeg ik af en toe herinneringen terug. Als je dat interview met Jeroen van Kan opnieuw beluistert, klinkt mijn exposé zelfs redelijk coherent. Toch hebben we het nergens inhoudelijk over, ik maakte gewoon de tijd zoek. Het moet een soort verdedigingsmechanisme zijn geweest, iets wat je ook weleens ziet bij beginnende alzheimerpatiënten: dat ze hun vergeten kunnen maskeren. Na het interview belandde ik dan ook in dezelfde puinhoop als daarvoor. Ik stortte in. Dat ik ’s avonds alweer op café ging, vind ik niet onlogisch. Ik was gewoon te bang om op bed te gaan liggen en weer te gaan slapen. Al was het natuurlijk stupide omdat te doen.”

In De vergeting spant Daan Heerma van Voss nogal wat medisch-wetenschappelijke literatuur over de werking van het geheugen voor zijn kar. Douwe Draaisma en Oliver Sacks passeren de revue, net als gespecialiseerde publicaties. Maar na een wat teleurstellende passage door de ziekenhuizen, moet de medische stand het ontgelden. De dokter is eigenlijk een kletsmeier, vindt Heerma van Voss. “Medici bedrijven helemaal geen exacte wetenschap. Ze hebben vooral heel veel woorden bedacht om te zeggen dat ze het niet weten. Zelfs als ze geen idee hebben, verpakken ze het zodanig alsof ze het wel degelijk weten. Die duurwoorderij stuit me erg tegen de borst. Kun je dan niet gewoon even zeggen: we weten het niet? Ik word er ellendig van dat er toch een diagnose moet zijn. Ook ‘syndroom’ is een hol begrip.”

Onvoorspelbare hond

De vergeting mag dan wel een frenetieke ‘à la recherche du mémoire perdue’ zijn, Heerma van Voss houdt het wel luchtig en last hilarische momenten of droogkomische zinnetjes in. Op geen enkel moment wordt het een zwaartillend boek. “Nochtans een reëel gevaar”, geeft Heerma van Voss toe. “Maar na die periode van werkelijk existentiële angst probeerde ik er relativerend mee om te gaan. Ik wil ook tonen hoe absurd het geheugen werkt. Je herinnert je vaak ongerijmde details. Het mocht vooral geen theatraal, zwelgend boek worden.” Er was nochtans die ene, opdringerige zin, die Heerma van Voss nauwelijks kon afschudden: “Ik bevind me in een roodgewatteerde schedel, met kloppende chromen aderen tussen de ogen.” Maar Heerma van Voss riep zichzelf tot de orde: “Dat was een belachelijke zin. Hij klonk als een volkomen fout citaat uit een powerballade uit de jaren tachtig.” In zekere zin is De vergeting een echo van de beroemde frase van Cees Nooteboom uit Rituelen: “De herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil.” Je kunt het geheugen niet zomaar dresseren. “Het gekke van herinneringen is dat ze eigenlijk altijd waar zijn, tenminste vanuit je eigen beleving”, zegt Heerma van Voss. “Zo tikte mijn moeder me op de vingers over een jeugdherinnering. Het klopt niet dat je vader je verzorgde en jij bij hem op schoot zat, zei ze, ik was dat. Maar ik herinner het me wel op die manier. Dus het is mijn waarheid. Het geheugen negeert de feiten. Het heeft zo iets van een onvoorspelbare hond die je soms wil aaien, en dan weer stout gaat blaffen, maar wel steeds zijn eigen weg gaat.”

Talloos zijn de auteurs die rond de reconstructie van herinneringen, plekken en personages een oeuvre hebben gebouwd: Rutger Kopland, J. Bernlef, Patrick Modiano en Marcel Proust. “Als één thema een oeuvre rechtvaardigt, dan is het wel de herinnering. Helaas gebeurt dat bijna altijd op een melancholische manier, met mijmeringen over het vervlieten van de tijd. Wat ontbreekt, is die strijd en die wilskrachtomherinneringen terug te halen. Dat wilde ik in De vergeting tonen.”

De titel De vergeting refereert aan een oud- Nederlands, in onbruik geraakt woord. Het roept iets ‘kortstondigs’ op en dekt daarmee perfect de lading. “Tegen de tijd dat ik het woord aantrof, had ik het zelf al verzonnen”, zegt hij. Heeft een jonge, hedendaagse schrijver ironie Nodig om zich staande te houden? Heerma van Voss: “Te veel ironie heeft iets vals. Het mag geen maniertje worden, het mag oprechtheid niet in de weg staan. Maar ironie weerspiegelt wel mijn licht absurdistische wereldvisie. Het is een vorm van masochisme. Je staat jezelf bepaalde dingen niet toe omdat ze te persoonlijk zijn, waarna je jezelf op de handen slaat. Ik zoek de balans tussen welgemeende intimiteit, ernst en ironie.”

Op zijn 27ste heeft Heerma van Voss drie romans geschreven, houdt hij er een bloeiende praktijk als interviewer op na en staat hij mee aan de wieg van uitgeverij Babel&Voss, die onder meer het tijdschrift Das Magazin lanceerde. Hij is een literaire einzelgänger. Raakpunten met zijn generatie zullen hem worst wezen. “Bestond dat generatiegevoel dan bij W.F. Hermans, Gerard Reve en Harry Mulisch, de Grote Drie van de Nederlandse literatuur? Behalve hun geboorteperiode hadden ze amper iets gemeen.” Een van zijn literaire helden, naast J.M. Coetzee en Cees Nooteboom, is P.F. Thomése. Omdat hij elke keer weer een volstrekt ander boek schrijft. Dat is ook Heerma van Voss’ ambitie. “Als je roman in druk verschijnt, heb je telkens spijt van alle gemaakte keuzes en onbenutte mogelijkheden. Net als Hugo Claus, die dat ooit in een interview opmerkte, verzet ik me met elk volgend boek tegen het vorige. Het is een directe tegenreactie. Na mijn eerste boek, waarin ik een introspectieve, oudere psychiater opvoerde, dacht iedereen: dit wordt een oudemannenschrijver. Dus schreef ik een boek over twintigjarigen. Nu al voel ik het uitgesproken autobiografische van De vergeting als een tekortkoming. Het staat me tegen. Dus wordt mijn volgende roman – een spiegelbeeld van De vergeting – helemaal anti-autobiografisch.” (lacht)

Erotisch drieluik

Intussen diende zich nog een andere verlokkelijke opdracht aan. In september verschijnt bij Querido het erotische drieluik 25, 45 en 70, dat Heerma van Voss samen met Gouden Uilwinnaar David Pefko en de jonge auteur Jamal Ouariachi verzon. De trilogie brengt de escapades van Hanna, een vrouw met een turbulent liefdesleven, en wil “een halt toeroepen aan erotica als plat letterenvermaak”. Het Nederlandse antwoord op Vijftig tinten grijs? “Het verband met Vijftig tinten interesseerde me niks. Ik heb het boek ook niet gelezen, het leek me knudde. Maar toen Querido en David Pefko met het idee aankwamen, begon ik wél een personage voormete zien, een oude vrouw die intimiteit vindt in onpersoonlijkheid. Ik ambieer een combinatie van eenzaamheid, verlossing en geilheid. Al besef ik dat erotiek een van de moeilijkste literaire aangelegenheden is. Hoe de lezer wezenlijk te treffen zonder te vervallen in sentiment of banaliteit?”